De godheid van Jezus

De godheid van Jezus wordt door velen om allerlei redenen ontkent. Meestal denkt men dat Zijn bestaan slechts begon nadat Hij bij de maagd Maria werd verwekt. Zij zien Hem daarom als een schepsel, in plaats van als de Schepper. De Bijbel leert echter geheel anders, namelijk dat Hij Waarlijk God en Waarlijk Mens is (Johannes 1:1, 14).

Zijn godheid heeft altijd ter discussie gestaan. Het begon al met Zijn optreden in Israël. De Joden wilden Hem toen stenigen om godslastering, want zij zeiden: “omdat Gij, een mens, Uzelf God maakt” (Johannes 10:33).

Jezus is Heer
Jezus is Kurios. In het Grieks betekent dit: Heer. Zo noemde Thomas Hem: “Mijn Here en mijn God” (Johannes 20:28). Als deze aanbidding Hem niet toekwam had Jezus hem dit zeker verboden te zeggen! Wat volgens sommige geestelijke leiders in Israël echt niet kon, zagen zij Stefanus doen. Toen hij gestenigd werd bad hij: “Here Jezus, ontvang mijn geest” (Handelingen 7:59).

Opname van de gemeente: Bijbelse 'escape'?

De wegneming van de Gemeente is een plotselinge
en een geheime gebeurtenis,
die onaangekondigd zal plaatsvinden.

De Opname van de Gemeente komt steeds meer ter discussie te staan. Velen geloven er niet (meer) in. Het is bedroevend dat deze zalige hoop en verwachting door sommigen wordt afgedaan met ‘wishful thinking’.

Anderen noemen de Opname vóór de Verdrukking een ontsnappingstheorie, die slechts bedacht is door mensen. Als liefhebber van het profetische Woord van God raakt het mij diep van binnen dat de ‘zogenaamde’ opname-theorie ook nog eens ‘antisemitisch’ zou zijn.

Het idee van de Opname staat niet in het Woord?
Laat duidelijk zijn dat ‘onze hoop en verwachting’, wat Het Zoeklicht ook altijd heeft verkondigd, geen wishful thinking is! Dat blijkt wel uit de volgende teksten, waarin we lezen over 1. het Vaderhuis, 2. dit sterfelijke bekleed zal worden met onsterfelijkheid, 3. wij Hem op de wolken zullen ontmoeten in de lucht, 4. ‘wij burgers van een rijk in de hemelen’ worden genoemd en 5. de Opname onze zalige hoop is:

Wees moedig en trouw

In Daniël 3 lezen we dat Nebukadnezar de opdracht gaf om een gouden beeld te maken. Zodra en feestelijke muziek klonk moest het beeld door alle volken, talen en naties aanbeden worden. Niet lang hiervoor kreeg de Babylonische koning een droom, waarin hij een reusachtig beeld zag en waarvan Daniël tot de koning zei: ‘gij zijt dat gouden hoofd’ (Daniël 2:28).

Profetisch gezien hebben deze twee ‘beelden’ veel te zeggen. Zo zien wij in het droombeeld van Nebukadnezar de tijden der heidenen voor Israël (vgl. Lucas 21:24). En typologisch zien wij in het gouden beeld een heenwijzing naar het beeld van de antichrist.

Na het aangrijpende droombeeld kon Nebukadnezar niet meer slapen, want daarin gebeurde iets bijzonders wat hem zeer verontrustte. Een steen raakte los van een berg waardoor het droombeeld geheel verbrijzeld en verpulverd werd. Die steen werd tot een grote berg en vervulde de gehele aarde. Figuurlijk zien wij in die steen Christus en Zijn Koninkrijk. Deze Koning en Zijn koningschap heeft God in het bijzonder aan het volk Israël beloofd (2 Samuel 7:16; Handelingen 1:6). Hij is de Wortel en het Nageslacht van David (Jesaja 11:10; Openbaring 22:16), de Koning der Joden.

Daniël en zijn vrienden in Babel

In 605 v.Chr. viel koning Nebukadnezar Israël binnen en omsingelde Jeruzalem. Opmerkelijk is dat de HERE de koning van Juda in Nebukadnezars macht gaf. Er staat ‘gaf’, want hij was iemand die kwaad deed in de ogen van de HERE (Daniël 1:2; 2 Koningen 23:36-17). Daniël en zijn vrienden werden toen in ballingschap naar Babel gevoerd. Deze jongens uit Juda behoorden tot de koninklijke familie en de edelen van Juda. Zij zagen er knap uit en waren bijzonder, want zij waren rijk aan kennis, scherp van verstand en hadden inzicht in wetenschap.

Kennelijk heeft deze koning van Juda niets geleerd van de geschiedenis. Immers, de troon van David kende een grote bloeitijd toen zijn zoon Salomo aan het bewind was, maar kende ook een abrupt einde toen Salomo ongehoorzaam werd aan God. De splitsing van zijn rijk vond plaats in het jaar 931 v.Chr. Wat koning Salomo overhield waren de twee stammen Juda en Benjamin (1 Koningen 11 en 12). Vanaf dat moment is het koninkrijk van Israël verdeeld in een tien- en tweestammenrijk.
In 721 v.Chr. werd het tienstammenrijk in ballingschap weggevoerd naar Assyrië, omdat zij niet geluisterd hadden naar de HERE hun God (Deuteronomium 28:36-37). Vanwege allerlei zonden, zoals het aanbidden van heidense afgoden, werden uiteindelijk ook in 605 v.Chr. Juda en Benjamin in ballingschap weggevoerd naar Babel, waaronder dus ook Daniël en zijn drie vrienden.

Is de antichrist een moslim?

Islamitische organisaties als IS en Al Qaida zijn een gevaar voor de Westerse samenleving. Zo krijgen we in Europa steeds meer te maken met terroristische aanslagen en met moorden op Joden en christenen. Via de media krijgen we ook regelmatig nieuws te horen over vervolgingen van christenen in islamitische landen, waar zij worden gemarteld en gedood, bijvoorbeeld door gruwelijke onthoofdingen. Het lijkt er sterk op dat het islamitische gevaar van terreur, wat zover van ons vandaan leek, steeds dichterbij komt!

Het idee dat het gevaar van een aanslag zomaar uit het niet kan toeslaan is beangstigend. Sommige gelovigen, die bekend zijn met de profetische Schriften, vergelijken het islamitische gevaar met de periode van de Grote Verdrukking. Zowel in Openbaring als in Jezus’ rede over de eindtijd lezen we wat de tekenen van de eindtijd zijn. Dan komen er vragen naar boven als: ‘Zal de antichrist een moslim zijn?’

Sions Koning komt... De beloofde Erfgenaam

Het Mattheüs-evangelie is ten eerste voor het Joodse volk bestemd. Het wordt daarom ook wel ‘het Joodse evangelie’ genoemd. Het is geschreven om aan te tonen dat Jezus Christus de beloofde Koning-Messias van Israël is. Dat blijkt wel, want Mattheüs begint direct met het geslachtsregister van Jezus Christus, waarin Hij de Zoon van David en de Zoon van Abraham wordt genoemd (1:1). Een prachtig getuigenis met een diepe profetische betekenis!

Alleen in het Mattheüs-evangelie komen de uitdrukkingen ‘het Koninkrijk der hemelen’ en ‘het Evangelie van het Koninkrijk’ voor. Uitdrukkingen die we niet zomaar mogen toepassen op de Gemeente. Immers, de Gemeente is het Lichaam van Christus en heeft een andere bestemming dan Israël. Zo is Christus de Koning van de Joden en niet de Koning van de Kerk. Voor de Gemeente is Hij hoofd van het Lichaam en Middelaar tussen God en mensen.
De Gemeente is daarom ook niet het Koninkrijk van God, want dat is aan Israël beloofd (Handelingen 1:6). Het heeft alles te maken met het Messiaanse Rijk, dat ook wel het Duizendjarig Vrederijk wordt genoemd. Dit Rijk breekt niet eerder aan dan dat de Messias is wedergekomen en het overblijfsel van Israël tot bekering is gekomen (Hosea 3:5).
Het Evangelie naar Matteüs kan niet goed worden verstaan als we de Bijbel niet lezen in de heilshistorische ontwikkeling. Neem bijvoorbeeld de Bergrede van Jezus (5:1-7:29). Die kunnen we niet ongenuanceerd toepassen op de Gemeente. Deze is namelijk de grondwet van het toekomstige Koninkrijk op aarde. De principes van de Bergrede zijn prachtig. Maar Christus alleen kon daar volheid aan geven (5:17). Ten tijde van het Duizendjarig Rijk kan dit ook alleen door het gelovige overblijfsel van Israël worden nageleefd, wanneer zij de Heilige Geest hebben ontvangen. En God hen een nieuw hart heeft gegeven: ‘Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar Mijn inzettingen wandelt en naarstig Mijn verordeningen onderhoudt’(Ezechiël 36:27).

De dagen van Noach - Leven in de eindtijd

Leven in de eindtijd wordt door de Here Jezus vergeleken met de dagen van Noach. In Zijn rede over de laatste dingen voorzegt Hij wat er in de toekomst zal gaan gebeuren, vlak voorafgaand aan Zijn wederkomst. De vraag is waarom de Here Jezus die periode vergelijkt met de dagen van Noach. En of we daar nu al in leven.

Laten we eerst eens kijken wat er staat: ‘Want zoals zij in [die] dagen vóór de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn’ (Matteüs 24:38-39).
In Lucas 17 vergelijkt de Here Jezus die dagen ook met de dagen van Lot: ‘zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden’ (vers 28). Terecht kun je je hierbij afvragen wat hier verkeerd aan is, want het zijn geen zondige dingen. Het zijn normale levensbehoeften. Waar het hier om gaat is dat de mensen in de eindtijd alleen nog met deze dingen bezig zijn. Daardoor vergeten en ontkennen zij het bestaan van de Here God.

Leven uit verwachting - Doe de Here Jezus Christus aan


Afgelopen anderhalf jaar (september 2014 t/m maart 2016) heb ik de lezers van Het Zoeklicht in vogelvlucht mogen meenemen door het Bijbelboek Openbaring. Een profetisch boek waar je nooit over uitgelezen en uitgeleerd raakt, want Openbaring blijft boeiend en vernieuwend. Ook in praktische zin hebben we veel aan het profetische Woord (vgl. Openbaring 2 en 3). Dit blijkt onder andere wel uit Romeinen 13:11-14, waarin Paulus zegt dat de nacht ver gevorderd is en we de Here Jezus Christus aan moeten doen.

In Romeinen 13 staat: ‘Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij’ (vers 11-12a).
Paulus leefde in de verwachting dat zijn generatie Christus’ komst zou meemaken. Ook wij behoren uit die verwachting te leven. Daar moeten we natuurlijk wel nuchter onder blijven. Helaas is het voorgekomen dat sommigen gestopt zijn met werken, hun huis verkochten en geen plannen meer maakten voor de toekomst. Anderen sloten zich volledig af voor de buitenwereld. Zij leefden vanuit de verwachting dat de Here Jezus op een specifieke datum zou terugkeren, met alle gevolgen van dien. Natuurlijk kwamen hun zogenaamde profeten dan met een verklaring, of zelfs weer met een nieuwe datum.

De stad Babel in de eindtijd - Openbaring 18-19:1-5

Openbaring 17 gaat over het systeem Babel. Een voor de wereld verborgen systeem dat alle wereldheerschappijen inspireert (vers 1-2). Openbaring 18 gaat over Babel als stad. Babel was gevestigd in het land Sinear aan de grote rivier de Eufraat, ongeveer 75 km ten zuiden van Bagdad in het tegenwoordige Irak. Babel en Jeruzalem zijn vanaf het begin elkaars tegenpolen. Zo wordt in de Schrift de antichrist ‘de koning van Babel’ genoemd (Jesaja 14:4) en is Jeruzalem de stad van de grote Koning (Psalm 48:3; Matteüs 5:35).

In het gebied waar Babel was gelegen, lag eertijds waarschijnlijk de hof van Eden. Hier werd de eerste zonde begaan en begon de afvalligheid en opstand tegen God. Deze locatie had satan als hoofdkwartier gekozen in zijn opstand tegen God. De toren van Babel werd gebouwd en de mens wilde naam maken en voor zichzelf een monument en pronkwerk hebben dat tot aan de hemel moest reiken. Nimrod, ‘een geweldig jager’ en type van de antichrist, bouwde Babel en regeerde over zijn koninkrijk. Enkele bekende koningen en vorsten die Babel als hoofdstad van hun koninkrijk hebben gehad, waren bijvoorbeeld: Nebukadnezar, Kores, Ahasveros en Alexander de Grote.

Het systeem Babel: een geheimenis - Openbaring 17

In openbaring 17 en 18 zien wij dat Babel twee betekenissen heeft. Zo heeft het een geestelijke betekenis, als goddeloos systeem, maar ook een fysieke betekenis, als stad. Beide hoofdstukken wijken uit in de chronologie (zie Gods oordeel over Babel in hoofdstuk 16:17-21). Dit hoofdstuk gaat over Babel als systeem. Een systeem dat de Bijbel een ‘geheimenis’ noemt en dat gelijk staat met hoererij en alle gruwelen die op de aarde gedaan worden (vers 5).

In de sterke verklaring van Huib Verweij op Openbaring (de terugkeer van Jezus Christus, blz. 197), zegt de auteur dat Babel zowel mannelijk als vrouwelijk is. Het mannelijke Babel is een politieke eenheid, dat is het beest en het vrouwelijke Babel is de valse religie, dat is de grote hoer. Het dienen van andere goden wordt door de profeten in het Oude Testament vergeleken met hoererij. Dit is een gruwel voor God, waar Zijn volk Israël en ook Christus’ Gemeente zich voor moet bewaren. De apostel Paulus zegt in 2 Tessalonicenzen 2: ‘Zo dan, broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn’ (vers 15, vgl. Filippenzen 4:8-9).

Openbaring van Jezus Christus - Openbaring 1

Bijna alle Bijbelvertalingen noemen dit Boek ‘de Openbaring van Johannes’. Terwijl de oorspronkelijke titel 'Openbaring van Jezus Christus’ is. In de tweede eeuw werd de titel veranderd in de naam van ‘de discipel die Jezus liefhad’ (Johannes 21:20). Waarschijnlijk om dit profetische Boek te onderscheiden van allerlei andere, zogenaamd apocriefe ‘Openbaringen’ die er in de vroege Kerk bestonden. Laat er geen twijfel over bestaan, God is de auteur van de gehele Bijbel, zo ook van het laatste Bijbelboek.

Toen Johannes verbannen werd naar het eiland Patmos was het Joodse volk al 26 jaar verstrooid. Ook waren de tempel en de stad Jeruzalem verwoest door het leger van de Romeinse vorst Titus (70 na Chr). Als enige van de twaalf leerlingen van Jezus stierf de apostel Johannes een natuurlijke dood. Hij kreeg de Openbaring toen hij ongeveer 100 jaar oud was en was toen als enige apostel nog in leven. Hij is ook de schrijver van het Evangelie naar Johannes en van de drie brieven van Johannes. Dat blijkt wel als we de volgende drie teksten met elkaar vergelijken: Openbaring 1:2; Johannes 1:1 en 1 Johannes 1:1.

Veracht de profetieën niet - Inleiding op Openbaring

Openbaring is een profetisch Bijbelboek. Het Griekse woord voor Openbaring is ‘Apocalyps’. Een inmiddels voor velen bekend woord. Niet alleen in de Kerk, maar ook in de wereld nemen de speculaties over het einde van de wereld toe, dat hebben we de afgelopen jaren duidelijk gemerkt, ook in de media!

Maar wat is nu precies profetie? Je zou kunnen zeggen: Profetie heeft ook de betekenis in zich van ‘voorspellen’, maar niet in de zin van zoals het weer ‘voorspeld’ wordt, want dat heeft altijd een onzekere factor. Maar bij Bijbelse profetie is dat nooit het geval. Wat daar ‘voorspeld’ wordt, beter ‘voorzegd ’wordt, is absoluut zeker. Zo is een profeet iemand die namens God spreekt, daarom is datgene wat hij ‘voorzegd’ absoluut betrouwbaar. Een profeet spreekt niet alleen over de toekomstige dingen, want het omvat alle spreken van God. Dat kunnen daarom ook worden van troost, bemoediging, of vermaning zijn, etc. (1 Korintiërs 14:3). Bij het bestuderen van het profetische Woord moeten we niet gaan speculeren, bijvoorbeeld als het gaat om datums, specifieke personen, of vervullingen. Veelal zien wij slechts in grote lijnen Gods toekomstig heilsplan. Daarbij mogen wij weten dat het uiteindelijk zal uitlopen op: ‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw’ (Openbaring 21:5).