Het Mattheüs-evangelie is ten eerste voor het Joodse volk bestemd. Het wordt daarom ook wel ‘het Joodse evangelie’ genoemd. Het is geschreven om aan te tonen dat Jezus Christus de beloofde Koning-Messias van Israël is. Dat blijkt wel, want Mattheüs begint direct met het geslachtsregister van Jezus Christus, waarin Hij de Zoon van David en de Zoon van Abraham wordt genoemd (1:1). Een prachtig getuigenis met een diepe profetische betekenis!
Alleen in het Mattheüs-evangelie komen de uitdrukkingen
‘het Koninkrijk der hemelen’ en ‘het Evangelie van het Koninkrijk’ voor.
Uitdrukkingen die we niet zomaar mogen toepassen op de Gemeente. Immers, de
Gemeente is het Lichaam van Christus en heeft een andere bestemming dan Israël.
Zo is Christus de Koning van de Joden en niet de Koning van de Kerk. Voor de
Gemeente is Hij hoofd van het Lichaam en Middelaar tussen God en mensen.
De Gemeente is daarom ook niet het Koninkrijk van God,
want dat is aan Israël beloofd (Handelingen 1:6). Het heeft alles te maken met
het Messiaanse Rijk, dat ook wel het Duizendjarig Vrederijk wordt genoemd. Dit
Rijk breekt niet eerder aan dan dat de Messias is wedergekomen en het
overblijfsel van Israël tot bekering is gekomen (Hosea 3:5).
Het Evangelie naar Matteüs kan niet goed worden verstaan
als we de Bijbel niet lezen in de heilshistorische ontwikkeling. Neem
bijvoorbeeld de Bergrede van Jezus (5:1-7:29). Die kunnen we niet ongenuanceerd
toepassen op de Gemeente. Deze is namelijk de grondwet van het toekomstige
Koninkrijk op aarde. De principes van de Bergrede zijn prachtig. Maar Christus
alleen kon daar volheid aan geven (5:17). Ten tijde van het Duizendjarig Rijk
kan dit ook alleen door het gelovige overblijfsel van Israël worden nageleefd,
wanneer zij de Heilige Geest hebben ontvangen. En God hen een nieuw hart heeft
gegeven: ‘Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar Mijn
inzettingen wandelt en naarstig Mijn verordeningen onderhoudt’(Ezechiël 36:27).
Het Koninkrijk uitgesteld
Het Koninkrijk werd door Jezus aangeboden aan Israël. Dat bleek wel uit de wonderen en tekenen die Hij en Zijn discipelen in Israël deden: ‘Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet’ (Mattteüs 10:7-8). Wie Israël en de Gemeente niet onderscheiden, hebben geen helder zicht op het Koninkrijk voor Israël in de toekomst. We zien dit gebeuren in sommige (extreem) charismatische stromingen (Kingdom Now theology). Die menen de autoriteit van God te hebben ontvangen om het Koninkrijk op aarde te bouwen en te proclameren, bijvoorbeeld door geestelijke oorlogvoering. Ook dit is een vorm van vervangingstheologie.
Het beloofde Koninkrijk voor Israël werd niet afgeblazen omdat zij de Messias hadden verworpen. Het Koninkrijk werd alleen uitgesteld, totdat Jezus Christus zichtbaar wederkomt met grote macht en heerlijkheid (24:30). Dat zal gebeuren nadat Christus klaar is met het bouwen van Zijn Gemeente. Dan zal zij opgenomen worden in heerlijkheid en mag zij wonen waar haar bestemming is, in het hemelse Vaderhuis. De apostel Paulus, aan wie in het bijzonder de verborgenheid van de Gemeente is geopenbaard, zegt dat wij nu al hemelburgers zijn: ‘Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser verwachten’(Filippenzen 3:20; vgl. Efeziërs 1:3).
De Verlosser zal uit Sion komen
Israël zal Hem uiteindelijk ook als Verlosser verwachten.
Niet bij de Opname van de Gemeente, want dit geheimenis is ingesloten in de
bedeling van genade. Daar was in het Oude Testament nog geen zicht op. Als Hij
wederkomt en Zijn voeten op de Olijfberg heeft gezet (Zacharia 14:1-7), dan zal
Hij Israël verlossen: ‘De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal de
goddeloosheden van Jakob afwenden’ (Romeinen 11:27). Daarom heeft Christus in
Mattteüs 23 voorzegd, voordat Hij Zijn rede over de eindtijd hield: ‘Want Ik
zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij,
Die komt in de Naam des Heren!’ (vers 39). Als het Messiaanse welkom klinkt in
Israël en de Messias Zijn Koningschap heeft aanvaard, dan zullen alle heerlijke
Messiaanse voorzeggingen voor het volk in vervulling gaan.
Het Koningschap aanvaard
Het Koningschap zal door Christus in de hemel worden
aanvaard, vlak voordat Hij samen met Zijn verheerlijkte Gemeente terugkomt
(Openbaring 19:6). Voor Israël is dan de periode van ‘de tijden der heidenen’
voorbij (Lucas 21:24; vgl. Daniël 2:32-35). Dan zal deze heerlijke proclamatie
voor het gelovige overblijfsel in vervulling gaan: ‘Deze zal groot zijn en Zoon
des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van Zijn
vader David geven, en Hij zal als Koning over het huis van Jakob heersen tot in
eeuwigheid, en Zijn Koningschap zal geen einde nemen’ (Lucas 1:32-33). Er zal
werkelijk vrede komen in de stad van de grote Koning. De stad van David. Een
heilige plaats waar vele volken naar toe zullen trekken: ‘Want uit Sion zal de
wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem’ (Jesaja 2:3).
Een goddelijke Koning
Sions Koning komt... Zachtmoedig en rijdend op een ezel
en op een veulen, zo was Zijn intocht in Jeruzalem (Mattheüs 21:1-11). Het is
indrukwekkend om te lezen dat Hij door de menigte als Zoon van David werd
geprezen, maar toen Hij dicht bij de stad kwam weende Hij over de toekomst van
Jeruzalem (Lucas 19:41-44). Want de geestelijke leiders en ook velen uit het
volk, hadden de tijd niet opgemerkt dat God naar hen omzag. Niet lang daarna
werd Hij gekruisigd, met boven Zijn hoofd op schrift: ‘Dit is Jezus, de Koning
der Joden’ (Mattheüs 27:37).
Het profetische Woord van God laat duidelijk zien dat Hij
geheel anders zal wederkomen, namelijk als Overwinnaar en als Iemand Die oorlog
voert in gerechtigheid (Jesaja 63:1-5; Openbaring 19:11-16).
De komst van Sions Koning is nabij. Als we letten op
Israël en de tekenen van de tijd, dan mogen we dat zeker weten. Dit betekent
dan ook dat de heilsperiode van de Gemeente ten einde loopt. En dat de Here
Zijn Gemeente elk moment kan opnemen. Herkent u, herken jij, de tijd waarin we
leven?
De komende Koning is een goddelijke Koning, van Hem werd
gezegd: ‘Immanuel’, wat betekent: ‘God met ons’ (Mattheüs 1:23). Zijn
goddelijkheid wordt door Jesaja bevestigd door Zijn Koninklijke titels: ‘en men
noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst’
(9:5).
Christus: de Erfgenaam
Mattheüs kan niet vreugdevoller beginnen, dan met de
woorden dat Jezus Christus de Zoon van David en de Zoon van Abraham is. Daar is
alles mee gezegd, want Hij is de beloofde Messias (‘Gezalfde’) van Israël.
Aan Abraham is de landsbelofte gedaan (Genesis 15:18) en
aan koning David is een eeuwig Koningschap voor Israël beloofd (2 Samuël 7:16).
Deze beloftes vinden uiteindelijk hun vervulling in Christus, bij Zijn
wederkomst. Want Hij is de Erfgenaam van het land Israël en wettig Erfgenaam
van de troon van David (Galaten 3:16; Openbaring 5:5). Davids koningschap en
dat van zijn zoon Salomo waren (slechts) een voorafschaduwing van het
Koningschap van Christus. Daarom staat er in Hebreeën 1: ‘Die Hij Erfgenaam
gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld geschapen heeft’ (vers 2).
Het Zoeklicht nr 24-2016