In Leviticus 23 lezen we over de feestdagen van de Heer, die waren anders dan die van de andere volken. Deze waren uitsluitend bestemd voor de Israëlieten. In de begin- en slotwoorden van dit Schriftgedeelte staat:
- ‘De HERE sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: De feesttijden des HEREN, die gij zult uitroepen als heilige samenkomsten, zijn Mijn feesttijden’ (vers 1-2).
- 'Zo maakte Mozes de feesttijden des HEREN aan de Israëlieten bekend’ (vers 44).
Al in Paulus’ tijd waarschuwde de apostel voor leraren die Joodse wetten en gebruiken aan gelovigen wilden opleggen. Zo zegt hij tot de gemeente in Galatië: ‘en nu u God kent, ja wat meer is, door God gekend bent, hoe kunt u weer terugkeren naar de zwakke en arme grondbeginselen, die u weer van tevoren af aan wilt dienen? U houdt zich aan dagen, maanden, tijden en jaren. Ik vrees voor u dat ik mij misschien tevergeefs voor u heb ingespannen’ (Galaten 4:9-11).
In het O.T. wijzen de Wet en de feesten vooruit naar Christus. Het gaat nu niet om uiterlijke gebruiken, maar om Jezus alleen: