In Daniël 3 lezen we dat Nebukadnezar de opdracht gaf om een gouden beeld te maken. Zodra en feestelijke muziek klonk moest het beeld door alle volken, talen en naties aanbeden worden. Niet lang hiervoor kreeg de Babylonische koning een droom, waarin hij een reusachtig beeld zag en waarvan Daniël tot de koning zei: ‘gij zijt dat gouden hoofd’ (Daniël 2:28).
Profetisch gezien hebben deze twee ‘beelden’ veel te zeggen. Zo zien wij in het droombeeld van Nebukadnezar de tijden der heidenen voor Israël (vgl. Lucas 21:24). En typologisch zien wij in het gouden beeld een heenwijzing naar het beeld van de antichrist.
Na het aangrijpende droombeeld kon Nebukadnezar niet meer slapen, want daarin gebeurde iets bijzonders wat hem zeer verontrustte. Een steen raakte los van een berg waardoor het droombeeld geheel verbrijzeld en verpulverd werd. Die steen werd tot een grote berg en vervulde de gehele aarde. Figuurlijk zien wij in die steen Christus en Zijn Koninkrijk. Deze Koning en Zijn koningschap heeft God in het bijzonder aan het volk Israël beloofd (2 Samuel 7:16; Handelingen 1:6). Hij is de Wortel en het Nageslacht van David (Jesaja 11:10; Openbaring 22:16), de Koning der Joden.
Het gouden beeld
Het droombeeld zette Nebukadnezar tot nadenken. In plaats van dat hij nederig werd, liet hij een beeld maken dat helemaal van goud was. Bij het Statenbeeld in de droom was alleen het hoofd van goud. Kennelijk verzette en verhief Nebukadnezar zich tegen de God van Daniël en koesterde hij een sterk verlangen in zijn hart dat het Babylonische rijk voor altijd over de wereld zou heersen.
Nebukadnezar leed aan grootheidswaan, dat is duidelijk. Zo durfde hij te zeggen, vlak voordat God hem krankzinnig maakte: ‘Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb…’ (Daniël 4:30). Zo zal er ook tijdens de Grote Verdrukking een wereldleider opstaan die aan grootheidswaan zal lijden. Net zoals Nebukadnezar destijds, zal hij een beeld laten maken dat door iedereen op aarde aanbeden zal moeten worden. In Openbaring 11 wordt hij het Beest uit de afgrond genoemd en in Openbaring 13 het Beest uit de zee. Maar eerst zal hij zich voordoen als vredevorst, als de ruiter op het witte paard (Openbaring 6:2).
Hoe zag het gouden beeld eruit?
Hoe het beeld van de Babylonische koning eruit zag weten
we niet precies. Daarvan staan in de Bijbel alleen de maten vermeld: 60 el hoog
en 6 el breed. In onze maatstaf was het afgodsbeeld ongeveer 30 meter hoog en 3
meter breed. Mogelijk was het gouden beeld een personificatie van de
Babylonische koning. Is dat niet de ultieme hoogmoed; het aan God gelijk willen
zijn?
Nu staat er niet dat het beeld de gedaante van een mens
had. Sommigen denken daarom aan een vierkante vrijstaande zuil in Egyptische
stijl (een obelisk). Opmerkelijk is dat het beeld in de vlakte van Dura werd
opgericht. Daar werd volgens verschillende Joodse bronnen ook de toren van
Babel gebouwd (Genesis 11). De mensen zeiden toen: ‘laten wij ons een naam
maken’ (vers 4). Het kwam voort uit het streven van de mensen naar eenheid en
macht.
Het getal van de mens
Zes is het getal van de mens en de menselijke
onvolmaaktheid. Het getal van het Beest is ook het getal van de mens en heeft
een getalswaarde van driemaal zes. Het getal ‘666’ symboliseert daarom de
onvolmaaktheid ten top! De antichrist en de valse profeet zullen in de eindtijd
een wereldgodsdienst oprichten. Net als Nebukadnezar destijds, wil het Beest
door zijn wereldreligie eenheid brengen in zijn wereldrijk. De mensen waarover
het Beest heerst zullen hem en zijn beeld moeten aanbidden.
We zien zoiets ook gebeuren in Noord-Korea. Het volk (en
ook de toeristen in het land) moeten buigen voor de twee beelden van de grote
leiders. Iedereen moet het regime gehoorzamen. Zo niet dan word je gevangen
genomen of zelfs gedood. In deze schurkenstaat zitten naar verwachting 150.000
tot 200.000 gevangenen in strafkampen, waaronder ook heel veel christenen.
De antichrist en zijn beeld
Halverwege de laatste Jaarweek zal de antichrist het
vredesverdrag met Israël verbreken. Dan zal de grote verleider zijn ware gezicht
tonen. Volgens de profeet Jesaja zal het verbond een verbond met de dood zijn
en het verdrag een verdrag met het dodenrijk. Hij zal in plaats van Christus
komen, want elke knie zal zich dan voor de tegenstander moeten buigen. Paulus
zegt: ‘de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van
verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien,
dat hij een god is’ (2 Tessalonicenzen 2:4).
Daniëls vrienden knielden niet voor het beeld en werden
daarom in een brandende oven geworpen. Wie tijdens de Grote Verdrukking het
beeld van het Beest niet aanbidt, zal onthoofd worden. In Openbaring 20 staat:
‘en (ik zag) de zielen van hen, die onthoofd waren om hun getuigenis van Jezus
en om het woord van God…’ (vers 4).
Daniëls vrienden beproefd
Bijzonder is dat de jonge mannen ongeschonden uit de
vuuroven kwamen. Zelfs hun kleding rook niet naar brandlucht. Maar al had God
dit niet voor hen gedaan, dan waren zij uit liefde voor Hem gestorven. Ook nu
zijn er veel christenen in de wereld die moeten lijden om hun geloof in
Christus. Zij lijden en sterven liever voor Hem, dan dat zij hun Gekruisigde en
Opgestane Heer zouden verloochenen.
Veel christenen in het westen willen niet voor Christus
lijden. Als het even kan blijven zij stil. Zij durven zich niet uit te spreken
over de Bijbelse principes. Sommigen vermijden het misschien wel bewust of
lopen ervoor weg. Maar de Bijbel is er duidelijk over, bijvoorbeeld als het
gaat over samenwonen, het huwelijk tussen man en vrouw, de evolutietheorie en
de godheid van Jezus. Laat het voorbeeld van Daniëls vrienden (en ook van onze
broeders en zusters in de vervolging) ons tot aanzet en voorbeeld zijn. De
Bijbel roept ons op om moedig en trouw te zijn. Door je geloof in Christus niet
te verloochenen en te blijven bij de gezonde rechte leer (Filippenzen 4:8-9).
Daniëls vrienden en het gelovig overblijfsel
Mogelijk kunnen wij in de drie vrienden van Daniël een
profetische heenwijzing zien naar de 144.000 verzegelden Israëlieten in de
eindtijd. Ten tijde van de Grote Verdrukking zijn zij onaantastbaar. Verder
zien wij in Openbaring 12 dat de vrouw (Israël) zal vluchten naar de woestijn.
Daar zal God een deel van het volk bewaren, buiten het aangezicht van de slang,
voor een periode van drieënhalf jaar (vers 14).
Waar was Daniël? Waar is de Gemeente?
De vraag die velen zich stellen is: ‘waar was Daniël?’
Bij de inwijdingsplechtigheid van het beeld was hij niet. Zijn vrienden wel.
Buigen voor het beeld zou hij nooit gedaan hebben. Daarbij lettend op wat er
van hem geschreven staat in hoofdstuk zes, waar hij door zijn trouw aan God in
de leeuwenkuil werd geworpen.
De vraag blijft: ‘Waar was Daniël?’ Velen zullen zich ten
tijde van de Grote Verdrukking afvragen: ‘waar zijn al die christenen
gebleven?’ Met enige voorzichtigheid vind ik het een prachtige gedachte om in
de afwezigheid van Daniël een heenwijzing te zien naar de Opname van de
Gemeente. Want die zal vóór de vuuroven van de Grote Verdrukking weggenomen
worden van de aarde (1 Tessalonicenzen 1:10; 5:9).
Het Zoeklicht nr. 22-2017