Ongetwijfeld is dit één van de moeilijkste hoofdstukken uit Openbaring. De moeilijkheid zit in het hemelteken. Veel gerespecteerde uitleggers grijpen hier terug in de tijd, omdat zij het visioen als boventijdelijk beschouwen (vers 1-5). Anderen houden vast aan de chronologische tijdlijn, door het hemelteken te betrekken op de Grote Verdrukking. Vers 1-6 wordt door hen gezien als de basistekst, waar in vers 7-18 aanvullend commentaar op wordt gegeven.
Belangrijk is dat we begrijpen dat de hoofdstukken 12-14 elkaar enigszins kunnen overlappen.
De ziener bevindt zich hier in het midden van de Laatste Jaarweek. Er is dan nog drieënhalfjaar (een tijd, tijden en een halve tijd) te gaan tot het einde. Belangrijk is dat we opmerken dat vers 19 van Openbaring 11 aansluit op het hemelteken van Openbaring 12: ‘En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open en de Ark van Zijn Verbond werd zichtbaar in Zijn tempel…’ Aansluitend hierop zag Johannes een groot teken in de hemel, namelijk een vrouw met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren boven haar hoofd (vers 1). Wat heeft dit te zeggen?