Wees waakzaam en gereed

Naar de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden. 

De Heere Jezus sprak regelmatig in gelijkenissen, dat deed Hij om geestelijke waarheden duidelijk te maken. Zo wordt de gelijkenis over de tien maagden met een Joodse bruiloft vergeleken (Mattheüs 25:1-13). Extra nadruk ligt hierbij op waakzaamheid en gereedheid van de maagden, bij het wachten op de komst van de bruidegom.

De meeste Bijbeluitleggers zijn het er wel over eens, dat deze gelijkenis betrekking heeft op de wederkomst van Christus. Verschillend wordt er gedacht over wie de tien maagden uitbeelden. Sommigen menen bijvoorbeeld dat wij in de vijf wijze maagden de bruid van Christus moeten zien.

Wie zijn de tien maagden?
Volgens deze zienswijze wordt de helft van de gelovigen (de wijze maagden) bij Jezus’ komst opgenomen (1 Thessalonicenzen 4:13-18). De naamchristenen (de dwaze maagden) blijven achter, omdat zij wereldgelijkvormig zijn. Duidelijk is dat de Bijbel ons aanspoort Zijn komst te verwachten. Bekering van boze werken en leven uit verwachting zijn hierin onlosmakelijk met elkaar verbonden (Titus 2:11-15).
De vraag is echter tot wie de Heere Jezus Zich in de gelijkenis richt. Het gaat mijns inziens niet over de gelovigen, die tot de gemeente behoren. De tien maagden zijn namelijk een beeld van het Joodse volk, aan het einde van de grote verdrukking. Dan is het geestelijk gezien middernacht. Vervolgens komt Christus als Bruidegom terug en zien wij dat alleen de wijze maagden tot het bruiloftsfeest mogen toetreden.

Waar is de bruid?
Uit de volgende woorden van Jezus kunnen we opmaken dat Hij dan getrouwd wederkomt. In Lukas 12 lezen we: ‘Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende. En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen. Zalig die slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. Voorwaar, Ik zeg u, hij zal zich omgorden en hen aan tafel nodigen, en bij hen komen om hen te bedienen’ (vers 35-37). Dit komt sterk overeen met de gelijkenis van de tien maagden. Het is opmerkelijk dat we ook in dit Schiftgedeelte (nog) niets lezen over de bruid.

Het Koninkrijk der hemelen
De gelijkenis in Mattheüs 25 begint met de volgende woorden: ‘Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die haar lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet’ (vers 1). Let hierbij goed op het woordje ‘dan’ en de woorden ‘het Koninkrijk der hemelen’. Het woordje ‘dan’ heeft betrekking op het voorgaande hoofdstuk. Over de uitdrukking ‘het Koninkrijk der hemelen’ is ook veel verwarring ontstaan. Dit gaat namelijk niet over Gods Koninkrijk in de hemel, maar juist over Christus’ toekomstige Koninkrijk op aarde (Zacharia 14:9). Als we deze dingen onderscheiden wordt alles in deze gelijkenis een stuk duidelijker!

De grote verdrukking en de wederkomst
In Jezus’ rede op de Olijfberg (Mattheüs 24) spreekt Hij over allerlei tekenen en gebeurtenissen, die vlak voor Zijn wederkomst plaatsvinden. Het omvat de periode van de laatste jaarweek en de grote verdrukking (Daniël 9:27 en Openbaring 6-19). Daarbij merken we op dat Jezus Zich tot het Joodse volk richt. Dit blijkt wel uit het volgende:  

  • ‘Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan - wie het leest, geve er acht op - laten dan wie in Judéa zijn, vluchten naar de bergen’ (vers 15-16). Met Judea wordt het Joodse land bedoeld. De gemeente heeft een andere positie, zij zijn hemelburgers (Filippenzen 3:20).
  • ‘Bidt, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat’ (vers 20). De gemeente is niet geroepen zich aan de Sabbat te houden (Kolossenzen 2:16-17).
  • ‘En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid’ (vers 30). Met alle stammen worden de twaalf stammen van Israël bedoeld (Zacharia 12:10-14).
  • ‘Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt’ (vers 34). Met dit geslacht wordt het Joodse ras bedoeld. De gemeente is geen ras (Galaten 3:28).

In Mattheüs 24 gaat het dus niet over de gemeente, die was ook toen nog een verborgenheid.

Christus is het Middelpunt
De tien maagden zijn dus een beeld van het gelovige- en ongelovige deel van het Joodse volk, vlak voor Zijn wederkomst. De wijzen hebben Christus in de Schriften leren kennen en zich tot Hem bekeerd. De dwazen daarentegen hebben zich niet bekeerd. Ondanks hun kennis van de Thora en de Tenach zijn ze niet tot geloof in de Messias gekomen. Voor hen is er bij Zijn komst een gesloten deur. Hij zal tot hen zeggen: ‘Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet’ (Mattheüs 25:12).
Van de dwaze maagden moet worden opgemerkt dat zij helemaal geen olie bij zich hebben. Opmerkelijk is dat de Heere Jezus, tot de leiders van het Joodse volk, heeft gezegd: ‘Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen, en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben’ (Johannes 5:39-40). Christus is in heel het Woord te vinden. Hij is daarin het Middelpunt.

Christus is het Licht
Hij de Bron van het leven en in Zijn licht mogen wij dagelijks wandelen. Christus getuigt daar Zelf van: ‘Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben’ (Johannes 8:12). In Psalm 119 staat: ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad’ (vers 105). Hem (her)kennen in de Schriften kan alleen door openbaring van Gods Geest. De lamp is daarom een prachtig beeld van het geschreven Woord van God en de olie verwijst symbolisch naar de Heilige Geest. Die kwam op de Pinksterdag en is gekomen om van de Waarheid, Jezus Christus, te getuigen (Johannes 16:14). Paulus zegt in Romeinen 8: ‘Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn’ (vers 16).

De bruid van Christus
Het is op z’n minst interessant dat de Peshitta (de oude Syrische Bijbelvertaling) en de Vulgata (de Latijnse Bijbelvertaling) in Mattheüs 25 vers 1 zeggen: ‘Dan zal het Koninkrijk van de hemelen vergeleken worden met tien maagden, die hun lampen meenamen en uittrokken om de bruidegom en de bruid te ontmoeten’ (EBV 24). In deze vertalingen is te lezen dat Christus getrouwd wederkomt, begeleid door Zijn bruid. Dat moet dan wel Zijn gemeente zijn. Paulus geeft immers een sterk getuigenis dat de gemeente reeds met Christus is verloofd: ‘Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één Man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen’ (2 Korinthe 11:2). Ook vergelijkt Paulus de relatie van man en vrouw met die van Christus met de gemeente (Efeze 5:22-33). Hij noemt dit zelfs een groot geheimenis, omdat hier in het Oude Testament nog geen zicht op was (vers 32).

De bruiloft van het Lam
Als de Heere Zijn gemeente thuishaalt (vóór de grote verdrukking), zullen eerst alle gelovigen voor de rechterstoel van Christus verschijnen (Romeinen 14:10-12 en 1 Korinthe 3:10-15). Daarna vindt in de hemel de huwelijksvoltrekking plaats. Christus’ bruid zal dan stralend, zonder vlek of rimpel, heilig en onbesmet voor Hem verschijnen (Openbaring 19:7-8 en Efeze 5:27). Daarna komt Hij terug met Zijn bruid en zullen wij met Hem verschijnen in heerlijkheid (Kolossenzen 3:4). Vervolgens wordt op aarde, samen met de genodigden (de bruiloftsgasten), het bruiloftsmaal gevierd. Als een heerlijke inleiding op het Messiaanse rijk (Mattheüs 25:1-13, vgl. Jesaja 25:6; Mattheüs 22:1-14 en Openbaring 19:9).

Een aardse en een hemelse bruid
Mijns inziens leert de Bijbel ons dat de HEERE God (Jahweh) een aardse bruid heeft, namelijk het land Israël. We lezen daarover in het Oude Testament (Jesaja 62:4 en Hosea 2:18-19). En het Lam (Christus) heeft een hemelse bruid, de gemeente. Geopenbaard in het Nieuwe Testament, wordt zij prachtig uitgebeeld door een hemelse stad, het nieuwe Jeruzalem (Openbaring 3:12; 21:2 en 22:17).

Israël ons tot voorbeeld
Persoonlijk is het mij duidelijk geworden. De wijze maagden vertegenwoordigen het gelovig overblijfsel van Israël, bij Christus’ wederkomst. Zij zijn behouden en als bruiloftsgasten uitgenodigd tot het huwelijksfeest.
Hoewel niet alles in de Bijbel over ons gaat, kan de Heere God door Zijn gehele Woord tot ons spreken. Daarom ook doormiddel van de gelijkenis, over de tien maagden. Want wat over hen (Israël) is geschreven is tot voorbeeld en waarschuwing voor ons, zegt Paulus (1 Korinthe 10:11). Zo mogen alle gelovigen door deze bijzondere gelijkenis worden aangespoord tot waakzaamheid en gereedheid.
Is uw lamp brandende? Bent u er klaar voor Hem te ontmoeten? Dat vraagt allereerst om een persoonlijke keuze voor Hem. Maranatha! Jezus komt!

Het Zoeklicht nr. 3-2025